Назад к книге «Het verhaal van de honingbij» [Tickner Edwardes]

Het verhaal van de honingbij

Tickner Edwardes

Tickner Edwardes

Het verhaal van de honingbij

Voorwoord

De Schrijver van dit werk: The Lore of the Honeybee, dat thans den lezers onzer bibliotheek in de geautoriseerde vertaling naar den 3en Engelschen druk wordt aangeboden, is een ijmker in Arundel, bij het Nieuwe Bosch in Zuid-Engeland, en naar hij ons met voldoening berichtte, van Nederlandsche herkomst: het eerste deel van zijn naam duidde hij aan als een verengelsching van ons: Teekenaar. Bij het lezen van zijn boek zal men den man van de praktijk, den wetenschappelijken onderzoeker en den dichterlijk-gevoeligen natuurliefhebber vereenigd vinden met den bespiegelaar over de toekomst van ons menschenras. Men zal mogen meenen dat hij, in bewondering verzonken voor het vernuft en de beginselvastheid der bij, wat al te zeer geneigd is haar met den mensch te vergelijken en te vergeten dat diens beheersching der natuurkrachten en de ruimte van zijn denken hem in staat stelt zijn problemen geheel anders op te lossen dan het fijn en doortastend gemeenschappelijk bijenvernuft dat vermocht. Doch men zal moeilijk kunnen nalaten naar hem te luisteren zonder bekoord en geboeid te worden door het verhaal dat hij ons doet omtrent het bijenleven: zooals de mensch zich dat vroeger dacht, en zooals hij het thans heeft leeren waarnemen.

Dr. Percy E. Spielmann – chemicus te Londen – aan wiens vriendelijke belangstelling in onze bibliotheek wij zelf de kennismaking met dit boek danken, heeft van die belangstelling nog verder willen doen blijken door ons een Bericht toe te zenden omtrent het Bijenvergif en zijn werking, welk bericht wij als Bijlage achteraan opnemen.

De lezer, die, even onkundig als wij zelf op dit stuk, gewend is geweest den mannetjesbij als hommel aan te duiden, zal allicht vreemd ervan opzien, dezen naam niet in onze vertaling aan te treffen, doch wel den zeer weinig gekenden naam: dar. Doch onze vertaalster heeft hier het gezag op haar hand van ons Nedl. Woordenboek, dat o. m. van den heer Snellen van Vollenhoven uit zijn Gelede Dieren deze nadrukkelijke uitspraak aanhaalt: “De mannetjes worden door de bijenboeren darren of darries en door velen “verkeerdelijk” hommels genoemd.”

De hommels behooren niet tot de honingbijen! maar zijn de diklijvige, ruige, wilde bijen van het geslacht Bombus, waarvan in ons vaderland, volgens diezelfde autoriteit, een twaalftal soorten te vinden zijn.

Waarmee we alweer van een dwaling genezen worden.

Red. W. B.

Inleiding

Het oudste bedrijf onder de zon

Een van de oudste en mooiste fabels uit de Grieksche mythologie, is die betreffende den oorsprong van de honingbij. Hoe de jonge god Jupiter door zijn moeder Ops, bij de schoone dochters van den koning van Kreta, Melissa en Amalthea, gebracht werd toen zijn vader Saturnus, die de gewoonte had zijn kroost bij hun geboorte te verslinden, hem, zijn laatstgeborene, zou gaan gebruiken voor zijn dagelijksch maal.

Dit verhaal komt bij de oude schrijvers in verschillende lezingen voor. Sommige zeggen, dat de bijen al bestonden, en noemen Amalthea een gewone geit, met wier melk de kleine god gevoed werd; terwijl Melissa de honing verkreeg van de wilde bijen, in de grot, waar Jupiter verborgen werd gehouden. Een ander verhaal wil, dat de bijen zelf naar de grot werden aangetrokken door het geraas, dat de voedsters maakten, slaande zonder ophouden op koperen vaten om de ooren van den verslindenden vader te verdooven voor het kinderlijk gekrijsch. Van toen af brachten de bijen hem dagelijks zijn rantsoen honing, tot hij, opgegroeid, zijn plaats kon houden op den Olympus. In beide verhalen toont Jupiter, in waarheid als een god, zijn dankbaarheid aan zijn redders. Bij de vroegste schrijvers vindt men al als een oud geloof, dat in het bijzondere geval van de honingbij is afgeweken van het algemeen beginsel: mannelijk en vrouwelijk, en dat de voortplanting van die soort op bovenzienelijke wijze geschiedt. Dit wordt nu verklaard als een bijzondere gift van Jupiter, in zijn erk