Oud en nieuw
Selma Lagerlöf
Selma Lagerlöf
Oud en nieuw
Het Algemeen Handelsblad:
Het is zoo spannend, zoo vol mooie en goede dingen, dit boek van sagen en wonderlijke verhalen. Het is een boek van een heerlijke, schitterende phantasie, waarin verteld wordt van veel slechts maar van meer goeds, van veel hardheid maar van meer teederheid, van veel misdadigs maar van meer berouw, van veel ongeluk, maar van meer, zij het ook duur gekocht, geluk. Het is een boek van echte poГ«zie, verteld op de manier die velen ScandinaviГ«rs tegenwoordig eigen is, zonder beschouwingen over en beschrijvingen van hun personen, maar met korte, treffende aangeving van saillante trekken, pittig en prikkelend tegelijk.
Wie aan dit boek begint, zal er niet mee willen uitscheiden, vГіГіr hij het geheel genoten heeft.
Het Vaderland:
Deze royaal uitgegeven en goed vertaalde roman is een bijzondere mengeling van het werkelijke en het fantastische, van waarheid en verdichting. Het is een vreemd boek, maar een dat den lezer niet loslaat en veel te denken geeft. De ons onbekende schrijfster is een bijzonder en oorspronkelijk talent; men zou zeggen, dat er in haar iets van Cervantes is gevaren. Daarmee is veel, niet te veel gezegd. „Gösta Berling” is een boek om tweemaal te lezen.
De Kerkelijke Courant:
Zelden kwam ons zonderlinger en daarbij echt mooier boek ter hand dan „Gösta Berling”. Zonderling. De geschiedenis van een afgezetten predikant en daarin oude sagen, legenden, allervreemdste toestanden en gewone menschen, alles met een moed door elkander gemengd, of men dat alles dagelijks ontmoet. Maar mooi! De Zweedsche schrijfster Selma Lagerlöf, die in Margaretha Meijboom een uitstekende vertaalster vond, is geen gewone vrouw. Er zit een talent van meedeelen in, zóó aantrekkelijk, dat men menige bladzijde om haar fijne opmerkingen en haar diepen ernst tweemalen overleest om te meer te genieten. Is dit, wat wij niet weten, haar eerste werk, dan bewonderen wij haar met vreeze. Het zal moeilijk zijn een tweede te schrijven, dat niet in de schaduw staat.
DE KERSTROOS
De rooversvrouw, die in 't roovershol boven in 't Göingebosch woonde, was op een dag gaan bedelen in 't dorp op de vlakte. De roover zelf was een vogelvrije en mocht niet uit het bosch komen. Hij lag maar op de loer om de reizigers op te vangen, die zich binnen den zoom van 't woud waagden. En in dien tijd, toen de roover en zijn vrouw in 't Göingebosch woonden, kwamen er niet veel reizigers in Noord-Skaane. Als het eens gebeurde, dat de roover weken aaneen geen beste vangst had, ging zijn vrouw op weg. Ze nam vijf kinderen mee, en allen hadden ze lompen van pelzen en schoenen van berkenbast aan, en droegen op den rug een zak, zoo groot als ze zelf waren. Als de rooversvrouw een deur binnenkwam, durfde niemand haar weigeren waar ze om vroeg, want ze was niet te goed om den volgenden nacht terug te komen en 't huis in brand te steken als ze niet goed ontvangen werd. De rooversvrouw en haar kinderen waren erger dan de wolven, en menigeen had lust gehad ze aan zijn speer te rijgen, maar dat gebeurde nooit, want men wist, dat de man daar in 't bosch zat en hij zou zich wel weten te wreken, als zijn vrouw of kinderen wat overkwam.
Toen nu de rooversvrouw van de eene hoeve naar de andere ging om te bedelen, kwam ze op een schoonen dag te Oved, dat in dien tijd een klooster was. Ze belde aan de kloosterpoort en vroeg om eten, en de portier deed een luikje in de poort open en reikte haar zes ronde brooden toe, één voor haar en één voor elk van de kinderen.
Maar terwijl de rooversvrouw aan de poort stond te wachten, liepen de kinderen rond. En nu kwam één van hen en trok haar aan den rok, ten teeken dat hij iets gevonden had, dat ze moest komen kijken. En de rooversvrouw ging snel met hem meê.
't Heele klooster was omgeven door een hoogen, sterken muur, maar 't kind had een kleine achterdeur ontdekt, die op een kier stond. Toen de rooversvrouw daar kwam, stootte ze dadelijk de deur open en ging binnen zonder verlof te vragen, zooals ze gewoonlijk deed.
Maar het k